zondag 16 mei 2010

Hapklare nonsens

Hier bezuiden de Moerdijk zijn we niet bepaald lief voor haar. Wringen we haar niet in enge keurslijven, dan laten we schromelijk na haar op te smukken.

Eerder dan haar te tooien in fraaie bewoordingen, behandelen we haar stiefmoederlijk. En dat is niet netjes. We fnuiken haar rijke universum, we gieten haar in fastfoodzinnen van hapklare nonsens.
Doorslikken zonder kauwen alstublieft.

Mijn volgende boek wordt de dikke Van Dale.

woensdag 5 mei 2010

"We zijn verhalen beginnen vertellen terwijl we vroeger dossiers uitlegden"

‘Op een bepaald moment is er een conjunctuur in een samenleving die door de massa gevolgd wordt. Helaas is de journalistiek in veel gevallen alleen maar datgene wat de massa volgt of eventueel een klein beetje aanvuurt en versterkt. Als ik op de VRT kwam werken, werd me duidelijk waar dat vandaan kwam. Ik stelde vast dat journalisten veel minder deskundig waren dan in de buitenwereld doorgaans gedacht werd.’ Dat zegt VRT-journalist en Congo-specialist Peter Verlinden.

Is het dan zo slecht gesteld met de deskundigheid van de journalisten?

Er zijn wel degelijk deskundigen bij ons, gelukkig maar. Ik beschouw mezelf als een deskundige wat Congo betreft. Maar met evenveel stelligheid als ik een item over Congo maak, maak ik er een over Honduras of over een gevangenisopstand in Bolivië. Hoewel ik daar eigenlijk niets van afweet. Dan vertaal ik eigenlijk de deskundigheid van een persbureau of een bron naar een taal die het televisiepubliek begrijpt. De kijker kan daar verkeerdelijk uit afleiden dat ik zelf veel ken over de problematiek in Zuid-Amerika.

Werken er vandaag meer experts bij de openbare omroep dan toen u er zo’n 20 jaar geleden begon?


Ongetwijfeld. Toen ik hier in ’91 aan de slag ging, bestond er zelfs geen aparte buitenlandredactie. Het journalistenkorps was veel minder uitgebreid dan dat het vandaag is. Daardoor moest iedere journalist een grote diversiteit aan onderwerpen belichten. Nu zijn we talrijker, wat meer specialisatie mogelijk gemaakt heeft. Al klagen de redacteurs van de algemene verslaggeving nog altijd dat ze de ene keer iets moeten maken over een tentoonstelling, dan over een sociaal conflict en vervolgens over een misdaad.

Er wordt dikwijls gezegd dat de journalistiek vroeger beter was dan nu maar volgens mij is dat een mythe. Voor ik bij de VRT werkte, was ik een tijdlang persattaché bij het kabinet van Ontwikkelingssamenwerking. Ik herinner me dat ik dingen doorstak naar journalisten die ze blindelings overnamen. Ik kon ze bij wijze van spreken alles wijsmaken.

Na uw carrière als persattaché werd u televisiejournalist. Met welke verwachtingen stapte u de toenmalige BRT binnen in 1991?


Ik had verwacht dat je je gang kon gaan als journalist. Dat je items kon maken zonder eindeloze discussies te moeten trotseren en dat er niet werd gecontroleerd wat je precies maakte. Dat de bemoeienis van eind- en hoofdredactie stopte van zodra je de opdracht kreeg om iets te maken . Toen ik begon, kon je inderdaad je gang gaan als journalist. Wanneer je het budget had gekregen om iets te gaan doen, kon je autonoom beslissen wat je precies in je stuk stak en hoe je dat deed. Dat is de laatste jaren wel sterk veranderd.

Wat is er dan precies veranderd?

Televisiejournalisten waren vroeger onderzoekers en dossiervreters. Nu zijn ze meer en meer televisiemakers geworden. Dat is ook logisch, wij moeten eerst en vooral goede tv maken, waar mensen naar blijven kijken. Veel meer dan vroeger zijn we gebonden aan de vorm, aan het format. Het keurslijf waarbinnen je als journalist je verhaal moet vertellen is nauwer geworden. Dat heeft het werken in elk geval niet gemakkelijker gemaakt en voor de vorm hebben we een deeltje van de inhoud opgeofferd. Bovendien is het ritme van het journaal dermate toegenomen dat het eigenlijk niet meer lukt om een rustige uitleg te geven. Neem bijvoorbeeld een probleem als dat van de wachtlijsten. In plaats van dat probleem structureel uit te leggen en te onderzoeken waar die wachtlijsten precies vandaan komen, gaan we nu een portret brengen van een betrokkene. We zijn verhalen beginnen vertellen, terwijl we vroeger dossiers uitlegden.

Sommige journalisten zijn radicaal tegen die ommezwaai. Begrijpt u hen?

Absoluut, alleen denk ik dat die journalisten voor een krant moeten gaan werken. We zitten nu eenmaal met de eigenheid van het medium televisie. Structureel uitleggen hoe iets in elkaar steekt, vraagt tijd en dat staat haaks op het begrip televisie maken. Stel dat je in het journaal een gesprek zou hebben met een vakbondsleider over het probleem van Opel gedurende 8 minuten, dan haken de mensen gewoon af. Dat is spijtig, maar ik denk dat we ons daar als televisiejournalisten mee moeten verzoenen. Wanneer ik items over Congo maak dan laat ik heel weinig politici aan het woord en opteer ik voor de verhalen van de gewone Congolese mensen. Daar blijven mensen wel naar kijken. Dat kunnen ze blijkbaar nog appreciëren.

Recent kwam er ook kritiek die u rechtstreeks aanbelangt als buitenlandjournalist. In zijn kerstessay suggereerde Geert Buelens dat het aanbod van buitenlands nieuws sterk afgenomen is.

Procentueel heb je inderdaad minder buitenlands nieuws dan vroeger maar het journaal is ook wel langer geworden. De verhouding is dus gewijzigd maar zuiver kwantitatief zijn we doorheen de jaren evenveel buitenlands nieuws blijven aanbieden. Veel belangrijker dan het aantal minuten is de kwalitatieve kant van het verhaal. Zijn mensen nu minder goed geïnformeerd over het buitenland dan vroeger? Dat is eigenlijk de relevante vraag en mijn antwoord daarop is ‘nee’.

Toen ik nog maar pas chef buitenland was, in 2000, had de nieuwsdienst aan de VUB de opdracht gegeven om de aanwezigheid van het buitenlands nieuws in het journaal te onderzoeken. De conclusie van die onderzoekers was verrassend. Ze stelden dat er relatief weinig aandacht ging naar Afrika terwijl er onevenredig veel berichten waren die aan Australië gewijd waren. Nadien bleek dat de onderzoekers alle sportberichten meegerekend hadden, wat een grondige vertekening opgeleverd had omdat de Olympische Spelen dat jaar in Sydney plaatsvonden. Je moet dus opletten met onderzoeken en cijfers.

Waarom ligt de journalistiek de laatste tijd meer onder vuur?

Critici hebben meer buskruit dan vroeger. Als socioloog Ludo De Witte kritiek uit op mijn werk dan verschijnt dat op een website die in bepaalde milieus veel gelezen wordt. Twintig jaar geleden was het veel moeilijker om kritiek te hebben op de Afrika-berichtgeving van de VRT. Je kon een brief schrijven aan de VRT die in het beste geval intern een effect zou gehad hebben. Nu is er veel meer maatschappelijk debat, maar helaas dikwijls op een zeer laag niveau. Zo vertegenwoordigen mensen die op fora reageren de meest extremistische stemmen. Hun kritiek berust vaak op vooringenomenheid of een ideologische overtuiging en is heel moeilijk te weerleggen.

Daarnaast is kritiek op de journalistiek zoiets dat geregeld terugkomt. Het kerstessay van Buelens heeft heel wat losgemaakt, maar toch zitten er onjuiste interpretaties in verwerkt. VTM en Het Laatste Nieuws maken een scherpe keuze door alleen de allersterkste nieuwsverhalen uit het buitenland te brengen, waar hun kijkers en lezers zich op de koop toe mee verbonden voelen. Wanneer die evolutie dan bestempeld wordt als dé conjunctuur in dé Belgische pers, dan voel ik mij als VRT-journalist onheus behandeld. Want wij maken die scherpe keuze niet. Wij blijven hetzelfde aantal buitenlandse verhalen brengen. Wij houden voortdurend een verslaggever in Congo.

Buelens zegt dat de VRT te veel wil concurreren met VTM. Is dat zo?

Het is gedurende een bepaalde periode erger geweest. Dat we dingen brachten enkel omdat VTM ze had. Nu gebeurt dat uitzonderlijk nog wel eens bij een eindredacteur die bang is om iets te missen. Zelf heb ik me als eindredacteur nooit veel aangetrokken van op welke manier en op welk moment VTM een item uitzond. Eigenlijk zijn we er met het journaal maar terug bovenop gekomen nadat we ons eigen profiel ontwikkeld hebben; een profiel met degelijk sociaal-economisch, politiek en buitenlands nieuws. In de marge zijn er nog wel momenten dat ik vind dat we showbizz-nieuwtjes te uitgebreid belichten, terwijl we daar al een specifiek programma als “De Rode Loper” voor hebben.

Hoe moet je als journalist omgaan met kritiek?


Er zijn mensen die zeggen dat ze nooit kritiek lezen. Maar als VRT-journalist heb ik verantwoording af te leggen aan het publiek dat me betaalt en daarom is het belangrijk om te weten wat dat publiek vindt over je werk. Als critici feitelijke fouten kunnen aanwijzen in mijn berichtgeving dan aanvaard ik dat. Daar ben ik dan echt ziek van, maar als men probeert om een ideologisch etiket te plakken op mijn verslaggeving dan ga ik daar tegenin. Dikwijls is zo’n mening zelf aangestuurd door een bepaald ideologisch standpunt.

Verder vind ik dat kijkers die vanuit een professionele bekommernis naar mijn werk kijken, zouden moeten beseffen dat ik in een stukje van twee minuten geen vijf meningen kan laten horen. Om een kwestie vanuit alle mogelijke perspectieven te belichten, bestaan er reportages.

Wat is volgens u het grootste probleem van de journalistiek vandaag?

De tanende geloofwaardigheid. De journalistiek scoort op dat vlak nog altijd beter dan de politiek en de justitie, maar toch is de piëdestal waarop een journalist vroeger stond langzamerhand aan het afbrokkelen. Dat de mensen ons almaar minder geloven is een gevolg van verschillende factoren. Enerzijds hebben we voor de vorm een stuk inhoud opgeofferd, anderzijds worden mensen danig overspoeld met informatie dat ze niet meer weten wie te geloven. Terwijl ze naar televisie kijken, krijgen ze e-mails van allerlei betrokkenen. Op televisie moet je dan niet alleen de uitleg doen, je moet ook voor een stuk weerleggen wat een andere brengt en bepaalde mythes ontkrachten.

Ook voor journalisten is het moeilijker geworden om te weten wie ze kunnen geloven. Ten tijde van het genocideproces van Rwanda kreeg ik voortdurend e-mails over verschrikkelijke slachtpartijen op een aantal plaatsen. Dikwijls was moeilijk na te gaan of die informatie wel correct was en in een aantal gevallen bleken de begeleidende foto’s wel vijf jaar oud.

Een ander probleem waarmee de journalistiek te kampen heeft, is de toegenomen concurrentie. Er is een aanhoudende concurrentiestrijd om het aantrekkelijkste format, zodat de verglijding naar al te spectaculaire berichtgeving altijd dreigt. Ik vind dat we met het VRT-journaal nog altijd een uitgebalanceerde mix brengen.

Hoe kan de journalistiek haar geloofwaardigheid terugwinnen?

Er is maar één mogelijkheid: professioneler werken. Hoofdredacties moeten met dat doel voor ogen ook meer ruimte geven aan specialisatie. Op de VRT is er wat dat betreft nog werk aan de winkel. Het is absolute waanzin dat een duidingsprogramma als Terzake gemaakt wordt zonder specialisten. Hoewel de onderwerpen vaak ingewikkeld zijn, worden de items toch gemaakt door jonge en onervaren reporters. Natuurlijk weten die minder af van een onderwerp dan collega’s die al twintig jaar met het thema bezig zijn.

Jonge journalisten moeten zich dus proberen te specialiseren. Wat moeten ze daarnaast nog doen?

Ze moeten doorzicht hebben en begrijpen hoe iets in elkaar steekt. Veel informatie kunnen verwerken is daarvoor een absolute vereiste. Daarom ben ik een tegenstander van journalistenopleidingen op bachelorniveau. Veel beter is het om eerst een universitaire opleiding te doorworstelen zodat je snel leert inhoud te absorberen. Bij sommige jonge collega’s die hier beginnen, merk ik dat er een basis ontbreekt. Ze kunnen wel een goed item maken over een sociaal conflict of over een verkeersongeluk maar zodra ze grote dossiers willen gaan behandelen, loopt het mis en slagen ze er niet in het relevante van het bijkomstige te scheiden.

Verder moeten jonge journalisten vooral oefenen want journalistiek leer je pas door het te bedrijven. Daarbij mogen ze niet neerkijken op de ‘kleine’ journalistiek: de regionale bladen, schoolbladen en schoolkrantjes. Door voor die media te werken, leer je informatie zo te presenteren dat het grote publiek het begrijpt en dat is misschien wel de belangrijkste vaardigheid waarover je als journalist moet beschikken. Door de glamour die rond het vak hangt, willen veel studenten op slag de nieuwe Rudi Vranckx worden. Dat is een slechte motivatie. Trouwens, de kans dat je dan gefrustreerd raakt is bijzonder groot.

zondag 10 januari 2010

Het jaar van de waarheid


Vooreerst: sta me toe u een voorspoedig en florissant jaar te wensen. Dat 2010 verwezenlijkingen mag aandragen die MMX doen oplichten in de annalen van de geschiedenis. Dat u pret mag beleven als Michel Daerden. Dat u mag vieren als nooit tevoren.

Goed begonnen is half gewonnen

Procrastinatie is des duivels, moet Piet Van Roe gedacht hebben toen hij Mieke Berendsen zonder verpinken uitzwaaide. In een schoolvoorbeeld van wat de Chinezen walk the talk noemen, voerde Van Roe zonder verwijl de plannen uit die hij op de VRT-nieuwjaarsreceptie bekendmaakte. Er moest en zou gesnoeid worden.

Samenwerkingsfederalisme


Wie zich al liet opmerken in de eerste tien dagen '10 was premier Yves Leterme. De getergde politicus liet zich betrappen op het gebruik van een toch wel opmerkelijk verbum. "Samenwerkingsfederalisme!" proclameerde de outcast van de Belgische politiek. Het moet van Van Rompuy's rustige vastheid geleden zijn dat er nog zulk een steriel woord geïntroduceerd werd in 's lands politieke jargon.

Terwijl de enen uitkraaiden dat het woord symptomatisch is voor het immobilisme van janboel België, claimden anderen dat Rambo Leterme zijn knuffelfactor ermee heeft kunnen vergroten. Dat de premier het jaar ingezet heeft met een charmeoffensief, staat buiten kijf. Het register waarvan Yves zich bediende in zijn talrijke mediaoptredens was van die aard dat flashbacks me onwillekeurig door het hoofd flitsten. "De mensen" zag ik Yves keer op keer lippen en pennen. Jean-Marie en Steve, ik was de stemmenkanonnen van weleer haast vergeten.

Maar opvallender dan Leterme's woordgebruik was de zichtbaar ontspannen en open indruk die hij naliet gedurende zijn jongste mediamieke doortocht. Het contrast met
de martelgang die de -door het volk verkoren- BHV-Messias vorig jaar moest ondergaan, kon nauwelijks groter. Wie zich Yves' optreden in het canvasprogramma Voor eens en voor altijd herinnert, kan dat alleen maar beamen. Yves zat daar wat korzelig te wezen in de studio. Zich verschuilend achter een scherm van achterdocht leek de gevallen vedette het ogenzout nabij.

Dan vergaat het de premier de laatste tijd toch een eind beter. Dat hij hete hangijzers als de staatshervorming en BHV in de schoot van oudgediende Jean-Luc Dehaene mocht werpen, heeft Yves zichtbaar deugd gedaan.

Paashaas

Of het Brabants trekpaard zich zal ontpoppen tot een vrolijk rondhuppelende paashaas, is nog maar de vraag. Want als Dehaene niet voor Pasen met een oplossing voor BHV komt aandraven, zal het met lange tanden zijn dat hij de chocoladen eieren naar binnen moet werken.

Zal Jean-Luc de vermeende "Messias van juni 2009" doen herrijzen? Of was Jezus een charlatan met een resem vrienden in de joodse geschiedschrijving? Ach, alleen God weet welke eieren Jean-Luc nog doet openspringen voor april 2010.